Guidance modelbeoordeling voor Nederland

04-01-2019 10:20
Guidance modelbeoordeling voor Nederland, de Nederlandse kustwateren en
de Noordzee, gebaseerd op de HIRLAM run van 06 UTC en de overige
genoemde modellen en gidsen met bijbehorende runtijd.

Geldig tot zaterdag 05 januari 2019 24.00 locale tijd

Opgesteld op vrijdag 04 januari 2019 om 10.02 uur

MODELLENBEOORDELING.
SYNOPTISCHE SITUATIE:
Aan de noordoostflank van een hoog met boven Engeland wordt via de
Noordzee maritiem polaire lucht aangevoerd. Een uiterst zwakke frontale
structuur, genoemd als occlusie (Td 3-4°C, St-bewolking, neerslag),
ligt boven het zuidoosten om 10 UTC en verlaat in de loop van de middag
zuidoostwaarts het land. Elders liggen de dauwpunten tijdelijk weer rond
2°C voordat een diffuus warmtefront met beduidend vochtigere lucht (Td
5-6°C) in de loop van de avond het noorden van het land bereikt.
Zaterdag wordt in een warme sector met een aanhoudend noordwestelijke
stroming vochtige en vrij zachte lucht aangevoerd. Het westen en
zuidwesten van de FIR komt echter alweer vrij snel in wat drogere lucht
terecht die wordt aangevoerd vanaf Schotland, in de loop van
zaterdagavond breidt deze drogere lucht zich verder oostwaarts uit over
de FIR.

MODELBEOORDELING:
De hierboven genoemde zwakke occlusie is lastig te analyseren maar dus
nog wel terug te vinden in de iets hogere Td-waarden, lagere bewolking
en motregen. De lichte neerslag is terug te vinden in de modellen, de
actueel lokaal aanwezige stratusbewolking (ook in motregen achter de
occlusie) echter vrijwel niet. H36 komt dan wellicht nog het dichtst in
de buurt, H40 zit echt veel te hoog. In de Limburgse heuvels speelt stuw
daarnaast ook nog een rol en heeft de stratus zelfs even aan dek
gezeten. Verder heeft vooral H36 te weinig Sc-bewolking op zee. H40 en
EC genereren zoals gebruikelijk te weinig lichte neerslag, HA36 en
Hirlam zijn wellicht iets te overdreven. Lokaal dus wat lichte
(mot)regen bij en net achter de zwakke occlusie. Bij het warmtefront
komen nu alle modellen met een duidelijk signaal voor lichte (mot)regen.
Met het binnenlopen van de vochtigere lucht achter het diffuse
warmtefront vannacht van het noorden uit toenemende kans op stratus, met
het zwaartepunt in het noordoosten en oosten waar de meest vochtige
lucht passeert. Dit beeld wordt ondersteunt door alle modellen met ook
een duidelijk signaal voor stuw in het zuiden van Limburg. Zaterdag van
het westen uit geleidelijk betere condities maar ook toenemende
verschillen tussen de modellen.

AANDACHTSPUNTEN.
WIND:
6 Bft in de noordelijke kustdistricten, vannacht verder zuidwaarts en
mogelijk 7 Bft ten noorden van het Waddengebied (Harmonies, HIR fractie
minder).

BEWOLKING:
Veel Sc-bewolking, bij de zwakke occlusie, en plaatselijk ook bij
motregen daarachter, St-bewolking (ook < 500 vt). Toppen rond 5000 vt.
In de nacht naar zaterdag nabij het warmtefront vooral in het oosten
kans op St-bewolking, in Limburg ook als gevolg van stuw, de progtemps
laten daarbij een dikker gelaagd pakket zien. Dieper in de warme sector
overwegend Sc-bewolking, maar in de vochtigere lucht in het noordoosten
van de FIR gezien het huidige beeld waarschijnlijk aanhoudend kans op
stratus. Toppen dalen dan weer richting 5000 vt. In de loop van zaterdag
van het westen uit wel geleidelijk stijgende wolkenbasis.

NEERSLAG:
Bij de zwakke occlusie lichte (mot)regen. Ook na passage kan er hier en
daar nog wat motregen vallen, maar op de meeste plaatsen zal het
waarschijnlijk droog blijven. Bij het warmtefront af en toe lichte
(mot)regen, zaterdag overdag in de warme sector wederom lokaal motregen
(coalescentie).

ZICHT:
Bij de occlusie, vooral in Zuid-Limburgse heuvels, eerst nevel. Na
passage lopen de zichten sterk op maar in motregen dan nog wel
teruglopende zichten. Bij het warmtefront in neerslag mogelijk slechte
zichten. In de warme sector buiten neerslag goede zichten. Ook in de
Limburgse heuvels moet ook bij het warmtefront rekening worden gehouden
met slechte zichten i.v.m. stuw.

TEMPERATUUR:
Bijna geen dagelijkse gang.



Paraaf meteoroloog: wijs
Bron: KNMI